Het Gouden Kruispunt

Het Gouden Kruispunt

Beetgenomen. Een loer gedraaid.

Ze hebben me weer goed liggen, zeggen we in onze contreien. Met 'ze' bedoel ik dan het vrouwelijke deel van ons gezin, bestaande uit mijn wederhelft en onze twee tienerdochters.

Het gebeurde daarstraks. Er was een muziekje op de radio. Ik herinner me niet meer precies welk, maar het ging over het leven. Dat het te kostbaar is om zomaar te verspillen. Terwijl ik instantvertalingen maakte uit het Engels, hield ik mijn ogen gesloten. Mijn mondhoeken gingen als vanzelf de hoogte in. Het was lang, veel te lang geleden dat ik nog zo ontspannen was. Leuk deuntje, al klopt de inhoud niet helemaal. Zalig niets doen is een ondergewaardeerde kunst.

'Saai! Wij doen nooit eens iets avontuurlijks!' Jongste dochter. Als er iemand bruusk de sfeer kan doen omslaan, dan is zij het wel. Vaak ten goede, doch deze keer niet. De radio ging uit. We klotsten en botsten. Soms is ons debietverschil te groot. Terwijl zij bruist van de levenslust, ben ik stilstaand water. Stilliggend zelfs.

'Ik wil naar het Gouden Kruispunt. Wie gaat er mee? Ik zag net een paar foto's op mijn smartphone en daar is bla bla bla ...'

Bij de eerste bla droomde ik weg. Het Gouden Kruispunt ... Het leek wel de titel van een strip. Ik zag tien danseresjes in gouden jurkjes. Een ervan was Beyoncé. Zij droeg lingerie, gemaakt van gouden bolletjes. Strippen deed ze niet, het verkeer lam leggen wel. Auto's stopten automatisch. Ze flaneerde, verleidde, aaide en draaide. Alles wat ze aanraakte veranderde in goud. Gouden auto's, gouden plaveien, gouden stoepranden, gouden bomen, gouden blaadjes, gouden gras ... Hemelse muziek op de achtergrond. Een gouden plaat van Beyoncé. Een terrasje vol gelukkige mensen, omgeven door gouden palmboompjes. Ze dronken het allerlekkerste goudkleurige bier.

'Zijn we dan weg, papa?'

'Op naar een volgend avontuur!' riep ik gezwind, terwijl ik opveerde en Jommeke imiteerde, met zijn immer gedecideerde tred en omhooggestoken vingertje, vragend of we genoeg mondvoorraad in onze glazen bol hadden. 'Euh, ik bedoel: auto!' bulkte ik, vlot overschakelend naar een voortreffelijke imitatie van Professor Gobelijn.

De drie favoriete dames uit mijn leven zuchtten. Gespeeld, want blij verrast door het enthousiasme dat ik plots aan de dag legde.

En nu, een reikhalzende autorit later, zit ik hier. Het Gouden Kruispunt blijkt niet meer te zijn dan een uit de kluiten gewassen en op alle manieren ongezellig winkelcentrum langs een paar drukke banen in Tielt-Winge. Het zal me leren, met dat eeuwige gedagdroom. Ik verdien een stamp onder m'n kont. Eigen schuld, dikke bult. Geen gouden bergen van Beyoncé, maar een stampvolle brasserie, al heeft ze meer iets van een ordinaire cafetaria. Lage plafonds, nauwelijks verluchting, veel te veel volk in combinatie met een abominabele akoestiek en sletterige serveersters. Dat laatste vind ik nog het minst erg. Ach kom, ik noem het een pluspunt.

Mijn vrouwen hebben me allang verlaten. Ze konden amper een kwartiertje weerstaan aan de lokroep van de tientallen ons omringende winkels, ondanks hun aanvankelijke 'ongelooflijke dorst'.

Een van de sletjes, een jong zwartharig exemplaar met een neusring en een paar overbodige tatoeages, heeft me net een fris alcoholvrij biertje bezorgd en een inkijk in haar decolleté gegund. Ik geniet van beide, van het eerste lekker lang, van het tweede kort en intens.

Alhoewel, 'genieten' ... Een overdaad aan prikkels. Hier wordt gewoon te veel gepraat, geroepen, heen en weer gelopen, gekletterd met servies en gerinkeld met kassa's en god weet welke andere toestellen waarmee ze op het eerste gezicht flubberige pannenkoeken en verlepte croques prepareren.

Stille modus ingeschakeld. Jawel, beste lezer, door de jaren heen heb ik mezelf een overlevingsstrategie aangeleerd, speciaal om dit soort situaties aan te kunnen. Ik focus. Me fixeren op één specifiek iemand, het heeft op mij een kalmerend effect.

Omer zit links voor me, een metertje of vier verderop. Ik schat dat hij al een decennium of zeven op deze planeet vertoeft. Van persoonlijke hygiëne of kledingstijl lijkt hij zich nauwelijks iets aan te trekken. Hij draagt een bruine debardeur met groene en blauwe ruitjes en daaronder een gelig T-shirt dat vermoedelijk ooit wit is geweest. Zijn haar is dit jaar nog niet gewassen, gok ik. Het is grijs, dun, te lang en onverzorgd. Telkens als er een sletje op snelheid passeert, waait zijn haartooi naar een ander plekje op z'n besproete hoofd. Voor zijn neushaar zou hij eveneens een kam kunnen gebruiken. Het tiert welig, zowel op als in zijn imposante aardbeineus. Ik noem hem Omer omdat hij af en toe zuinig van het gelijknamige bier nipt. Het is niet eens nippen. Zijn glas blijft even vol. Hijzelf ook, met zenuwen. Zijn warrige kop draait voortdurend van links naar rechts en van achter naar voren.

Nu heb ik het door. Er ligt een papieren onderlegger op zijn tafeltje. En bestek, in een van de wijnrode servetten des huizes gewikkeld, al klinkt dat veel te chic voor het half verfrommeld stukje vod dat het eigenlijk is. De situatie is heel herkenbaar. Het blijft fascinerend, ook al heb ik het al tig keer mogen aanschouwen. Mensen die niet zo heel vaak uit gaan eten krijgen iets dierlijks als ze op hun voedsel wachten. Ze schuifelen en snuffelen. Vlak na hun bestelling proberen ze te achterhalen uit welke windrichting het vreten vandaan zal komen. Telkens als er bedienend of bereidend personeel met een of ander bord door die deur komt, hopen ze vurig dat het het hunne is. Zoals Omer. Hij zou maar al te graag een flinke teug nemen, maar een ongeschreven wet zegt dat je je drinken spaart voor bij of na het eten.

Zijn bezorgdheid is de laatste minuten zodanig toegenomen dat ze getransformeerd is tot een soort vijandigheid. Het zou me niet verbazen als hij het eerstvolgende sletje dat met een bord passeert zou aanvallen en zich het bord zou toe-eigenen.

Daar, in de verte! Ik kijk mee met Omer. Hij schuifelt zoals hij nog nooit geschuifeld heeft. Hij voelt het! Hij lacht. Het aanstormend sletje doet voor één keer hetzelfde. En ja, ze stopt bij Omer, wiens ogen nu alleen nog bord zien. Hij volgt het terwijl het voor zijn aardbeineus gezet wordt. Er liggen twee pannenkoeken op, met een potje siroop ernaast. Zijn (eveneens harige) vingers beven zo hevig dat het hen niet meteen lukt om het mes en de vork uit het servetje te peuteren. Twee seconden later klettert een van beide op de grond. 't Is de vork. Je zou denken dat hij die dan even afveegt alvorens aan te vangen met schransen, maar nee hoor: onverwijld ten aanval! In die muil!

En ik? In tegenstelling tot Omer ben ik helemaal ontprikkeld. Nadat hij zijn eerste beet had genomen, voelde ik me niet langer beetgenomen, maar opnieuw uitgelaten en blij, zoals vlak voor ons vertrek. En de loer die vrouw en kinderen me draaiden bleek een valabel excuus om Omer eens lekker te beloeren. En de sletjes tussendoor ook, dat geef ik toe.

Wat later betaal ik er eentje (het exemplaar met de neusring en de twee opvallende pluspunten), stap buiten en vind op gevoel mijn vrouwen in de derde winkel die ik passeer. We winkelen wat noodzakelijk is en shoppen voor de fun. Drie uur later, op weg naar huis, is iedereen moe maar voldaan. In de auto is het stil, maar in mijn hoofd speelt een olijk deuntje.

Silence is golden, but my eyes still see.

Danny VANDENBERK