Zelf Lommels nieuws insturen? Dat kan via lommelsegazet@telenet.be

Ja, Nee!

Ja, Nee!
Foto Danny Vandenberk

Zo nu en dan zeggen mensen wel eens ‘Ja, nee!’, vaak met grote ogen. Sta me toe dat raar te vinden. Niet alleen is het een bijzonder tegenstrijdig zinnetje, maar het wordt daarbij ook nog eens met een opvallende intonatie uitgesproken. Dat laatste, uitgesproken, ben ik zelf ook als men mij ermee confronteert.

Ik ben geen taaldeskundige, maar volgens mij is de uitroep ‘Ja, nee!’ een tussenwerpsel. Dat zegt al genoeg. Het doet me denken aan een bijna vruchteloos toiletbezoek. Zelf kwijt ik me meestal ’s morgens van deze taak. Ik veralgemeen een beetje, maar als ik op een afwijkend tijdstip moet gaan, is het resultaat vaak allerminst bevredigend. Af en toe kijk ik dan wel eens achterom en dan zie ik een tussenwerpsel. Het vermelden niet waard, al kost het vaak heel veel moeite.

Het heeft ook iets denigrerends. Zoiets als drie kinderen gebaard hebben en bijzonder veel aandacht besteden aan de jongste en de oudste, maar de middelste verwaarlozen. Hij is niet van tel, hij is het tussenwerpsel.

Mijn liefde voor taal is zo groot dat ik vind dat je haar voor een groot stuk moet vrijlaten. Met je geliefde moet je ook spelen. Haar plagen, prikkelen en uitdagen, maar tegelijkertijd ook ruimte geven. Vrouwen zijn als vogeltjes. Sluit ze op in een kooitje en je weet niet of ze echt van je houden. Zet het kooitje open, laat het vogeltje vliegen en als het ’s avonds weer terugkomt, zonder dwang, dan weet je dat het je graag ziet. En anders sleur je die bitch bij de haren weer naar binnen! Sorry, ik vond even dat ik moraliserend bezig was. Dat vraagt om reflexmatige compensatie. Ik ben verdorie geen pastoor.

Mijn vrouw zegt vaak, volledig terecht overigens, dat ik nog een kind ben. Haar vijfde, het kleinste en het meest hulpbehoevende. Soms stel ik vragen die voor haar kinderlijk voor de hand liggend zijn, waarna ze zich ook bezondigt aan een ‘Ja, nee!’

‘Gaan we straks, als ik eerst de kans heb gehad om even een tussenwerpseltje te doen en snel te douchen, nog eens seksen?’ vraag ik dan onverwacht en toch nonchalant. ‘Ja, nee!’ is dan voor haar het voor de hand liggende antwoord, gevolgd door één of andere drogreden of uitvlucht. ‘Man, het leven is meer dan seks alleen!’, ‘Ik heb negenendertig graden koorts!’, ‘Ik lig met mijn been in het gips!’ en nog meer van dat fraais. Af en toe zit ik dus met een lichaamsdeel dat ook voor de hand liggend is, als je begrijpt wat ik bedoel. Gelukkig komt hij af en toe in opstand. Dat is niet meer dan rechtvaardig. Beschouw het als een scheve situatie die uiteindelijk rechtgetrokken wordt. Moet ik er een tekeningetje bij maken? Ja, nee!

Danny Vandenberk