Zelf Lommels nieuws insturen? Dat kan via lommelsegazet@telenet.be

Ontmoeting met Piet Dingens

Ontmoeting met Piet Dingens

Ik trek eropuit. Een doordeweeks praatje of een diepgaand gesprek, niet noodzakelijk een klassiek interview met vragen en antwoorden. Ik breng het verhaal op mijn manier. In dat opzicht zijn het meer dan ontmoetingen. Het zijn ‘ont-moetingen’ waarbij niks moet en alles mag. We moeten immers al zoveel. Levensverhalen of losse babbels, luchtig, filosofisch, humoristisch of zwaar ... alles kan zomaar.

PIET DINGENS: DE KRITISCHE KIJK VAN EEN LEVENSGENIETER

‘Ga je nu ook al iemand interviewen wiens achternaam je niet meteen kent? Amai! Goed voorbereid ben je, journalistje van het zevende knoopsgat!’

Mijn vrouw daarstraks, toen ik haar meldde dat er op deze frisse woensdagochtend een ontmoeting met de voor haar totaal onbekende Piet ‘Dingens’ (68) op de agenda staat. Ik vergeef het haar. Ze is niet van Lommelse origine en voetbal interesseert haar voor geen meter. Weet zij veel dat ik me wél voorbereid heb en dat al mijn knoopsgaten keurig dichtgeknoopt zijn. Het vriest immers.

We spreken af in ‘t Onderwerp. Onderwerpen om over te praten zullen we genoeg hebben, lijkt me. Toch ben ik een tikkeltje zenuwachtig. Mijn ont-moeter van vandaag is een ervaringsdeskundige en heeft in zijn leven al duizenden interviews afgenomen. Ik een paar. ‘t Is toch een verschilletje.

Als ik hem vertel over mijn zenuwachtigheid geeft hij me zoveel complimentjes over mijn schrijfwerk dat het me in eerste instantie nog verlegener maakt. Vijf minuten later ben ik helemaal op mijn gemak. Door de gezelligheid die hij op een natuurlijke manier doet ontstaan en door zijn zachte, ietwat hese stemgeluid.

Mijn plan was om hem te imponeren door een vraag te stellen waaruit blijkt dat ik terdege voorbereid ben. Ik besef nu dat dat imponeren helemaal niet nodig is. Toch blijft het een interessante openingsvraag. Doen dus! ‘Op 16 augustus 1977, exact op je 22e verjaardag, overleed Elvis Presley. Deed dat je iets?’ Zijn wenkbrauwen gaan de hoogte in. Als hij al niet geïmponeerd is, dan toch minstens verrast. Een goed begin.

‘Zeker, ik was toch wel een fan en het nieuws had veel impact, Elvis die op 42-jarige leeftijd overleed ... Uiteraard veel te vroeg. Ik was toen op vakantie bij familie in Brunssum (Nederland) en hoorde het nieuws ergens in een bruin kroegje. Op mijn verjaardag flitst dat moment uit het verleden toch wel ooit door mijn hoofd.’

De eerste keer dat ik Piet zag was rond 1988. Hij was toen studiemeester in het OLV-Instituut in de Kloosterstraat, ‘bij de nonnekes’ . Tijdens zijn onderwijscarrière werd hij een paar keer getransfereerd en was hij ook nog actief in Overpelt en Provil, maar het langst was hij werkzaam in Tessenderlo, bij Pius X.

‘De pastoor van de Heuvel (in Lommel) was een broer van de directeur daar. Ik had een leraarsdiploma Frans/Engels/Geschiedenis. Hij vroeg me of ik interesse had en al snel was alles in kannen en kruiken. De afstand was voor mij nooit een probleem. We hadden een prima team en ik heb er veel goede herinneringen aan. Frans en geschiedenis koos ik omdat ik hoorde dat leerkrachten Frans en geschiedenis het meest gevraagd werden op dat moment, maar mijn liefde voor het Engels was veel groter. Ik werd dan ook voornamelijk leraar Engels.’

Daarnaast was er natuurlijk zijn journalistieke carrière bij Het Belang van Limburg. Zijn grote betrokkenheid bij Lommel SK en zijn kwaliteitsvolle wedstrijdverslagen en analyses zorgden ervoor dat de naam Piet Dingens, alias ‘PiDi’, bij heel wat Lommelaars een belletje doet rinkelen.

‘Vijfendertig jaar schreef ik voor HBvL. Van mijn dertigste tot mijn pensioen. Aanvankelijk bracht ik ook verslag uit van wielerwedstrijden bij de jeugd, maar voetbal was en is natuurlijk mijn grote passie. Al snel werd ik clubwatcher van Lommel SK. Ik volgde de hele regio en was ook lange tijd gespecialiseerd in Bevordering (de toenmalige Vierde Klasse, n.v.d.r.), met grote aandacht voor de Limburgse clubs.’

Piet vertelt levendig, in sappig Lommels. Af en toe minimaliseert hij zijn verdiensten in de voetbalverslaggeving, maar hij is wel degelijk erg gedreven en perfectionistisch. In het begin van de jaren negentig kwam hij in contact met Wouter Vandenhaute, op dat moment samen met Mark Uytterhoeven een fenomeen in Het Huis van Wantrouwen, ter voorbereiding van de wedstrijd Lommel-Anderlecht uit die periode. Vandenhoute raakte zo onder de indruk van Piets voetbalkennis in het algemeen en zijn betrokkenheid in het reilen en zeilen van het Lommels voetbal in het bijzonder, dat hij hem prompt een job aanbood.

‘Op dat moment zag ik zo’n overstap niet zitten. Ik had een job die ik graag deed en die goed te combineren was met het krantenwerk. En twee kleine kinderen eisten ook heel wat aandacht op. Achteraf ook nooit spijt van gehad.’

Er kwamen nog andere uitdagingen. Zijn ogen beginnen te fonkelen bij een anekdote over de finale van de Champions League in 1999, want naast het regionale voetbalgebeuren zat Piet ook bovenop het nieuws bij de grote jongens in de voetbalwereld.

HBvL had door omstandigheden geen verslaggever ter plaatse en ze vroegen een vrijwilliger om de wedstrijd te verslaan, puur op basis van de televisiebeelden. Niet evident. De vaste journalisten haalden er hun neus voor op. Die finale werd in Barcelona gespeeld, tussen Bayern München en Manchester United, een van de meest memorabele wedstrijden ooit. De Duitsers scoorden vroeg en controleerden de hele match. Mijn verslag was al geschreven en ik zat vlak voor het eindsignaal met mijn vinger boven de Enter-toets te draaien om het door te sturen. Wedstrijd gespeeld en Bayern zegezeker, zo leek het. Uit het niets maakte Manchester gelijk in de blessuretijd. Ik haalde mijn vinger van de Enter-toets en begon als een bezetene mijn verslag aan te passen. Maar nog eens twee minuten later scoorde Solskjaer opnieuw voor de Engelsen. 1-2! Buiten alle verwachtingen werden de verliezers de winnaars en omgekeerd. Opnieuw in allerijl aanpassen, bijna herschrijven zelfs. Bij sommige concurrerende kranten liep het fout en werd de befaamde Enter-toets te vroeg ingedrukt en bijgevolg de persen te vroeg in gang gezet. Kranten verschenen met de verkeerde uitslag en het foute verhaal. Een mooie beloning voor mij na een onwaarschijnlijk stressmoment. Typisch voetbal ook. Het is niet voorbij tot het voorbij is.’

Tijdens het vertellen lijkt de adrenaline nog steeds door zijn lijf te gieren, ook al zijn we nu bijna vijfentwintig jaar later. Mooi om te zien. Toch wordt hij zo mogelijk nog enthousiaster als we het over zijn verleden bij Lommel SK hebben.

‘Ik wist altijd wel wat meer dan ik schreef en had een bijna familiale band met alle geledingen van de club, van clubleiding tot materiaalmeester tot supporter. Ik heb soms spelers tegen zichzelf beschermd, omdat ze me tijdens interviews zaken toevertrouwden waarvan ik wist dat ze achteraf spijt zouden hebben dat ze het verteld hadden of die hen of de club zouden kunnen schaden bij publicatie. Ik heb het clubblad geschreven, tips gegeven voor transfers ... (ooit maakte Piet Zjang Vreys attent op de toen bij Eeklo spelende Jean-Claude Mukanya, n.v.d.r.). Lommel speelde in 1997 in de Intertoto in en tegen het Finse Turku. Als clubwatcher maakte ik deel uit van de Lommelse delegatie en voelde ik me een volwaardige schakel in het raderwerk. Tijdens een stageweek in het Tunesische Port El Kantaoui bleek bij de beddenverdeling in het hotel één en ander niet te kloppen. Uiteindelijk bleef er nog één tweepersoonsbed over. Om een lang verhaal kort te maken: ik heb dus het bed gedeeld met toenmalig voorzitter Dirk Vanden Boer. Als dat geen sappige primeur is, haha!”

Het familiale en gemoedelijke dat Piet zelf nog steeds uitstraalt, heeft bij Lommel SK, vooral door toedoen van de City Football Group, al enkele jaren plaatsgemaakt voor zakelijkheid en afstandelijkheid. Piet maakte die evolutie van heel dichtbij mee.

‘Ik stelde me meteen na mijn pensioen kosteloos ten dienste van de club en werkte een tijdje heel fijn samen met toenmalig trainer Liam Manning. Na verloop van tijd merkte ik dat mijn aanpak door sommigen niet geapprecieerd werd, dat mijn kritische kijk, ook al was die altijd opbouwend bedoeld, uit den boze was. Meer en meer kreeg ik de indruk dat er luchtkastelen gebouwd werden en dat Lommel SK een opleidingsclub werd. Op zich de harde economische realiteit, maar kom er dan ook eerlijk voor uit. Structureel hebben ze goed werk geleverd en de grasmat wordt fantastisch onderhouden. Hopelijk verbazen ze me in de toekomst ook nog op sportief vlak.’

Net die kritische kijk heb ik als supporterende lezer of lezende supporter altijd enorm geapprecieerd in Piets tussenkomsten voor HBvL. Geen ‘hiephiephoerasfeertje’ zoals dat in dezelfde krant gecreëerd werd voor bepaalde andere Limburgse voetbalclubs, maar een objectieve weergave van de feiten, de pijnpunten blootleggend en stiekem hopend op verbeteringen, op beterschap.

‘Medelijden heb ik met mijn opvolger, Sven Claes. Hij moet sprokkelen en bedelen voor elk morzeltje informatie. De gemoedelijkheid en de transparante aanpak die de club ooit zo aantrekkelijk en sympathiek maakte voor mij, heeft plaats gemaakt voor hedendaagse zakelijkheid. Spontane interviews - ik had ooit een speler aan de lijn die met zijn vriendin in bad zat - kunnen nu echt niet meer (lacht). Zo jammer.’

Toch blijft Piet gebeten om te weten en danst de schrijfmicrobe nog dagelijks fanatiek in zijn hoofd. We herkennen in elkaar de passie van het schrijven, het in een bubbel zitten en alles rondom je vergeten. Ik bewonder zijn fanatisme en zijn capaciteit om onder tijdsdruk te presteren. Zelf zou ik daar grote problemen mee hebben. Dat besef ik nu, nadat Piet me gaandeweg en zonder het zelf te beseffen binnenlaat in de wereld van de journalistiek. Ooit wilde ik ook journalist worden en nu, zoveel jaar later, doe ik een beetje alsof, aan de hand van deze ontmoetingen. Maar ik bén het niet. Al is de liefde voor het schrijven voor ons allebei even groot.

‘Na mijn pensioen bij HBvL heb ik nog voor de Facebookpagina van Lommel SK geschreven (‘Matchdinge[n]s’) en voor supportersclub Heuvelhof (‘P[r]ietpraat’). Ik schreef ook hele conferences voor en over ons lerarenkorps. Ik lachte met alles en iedereen, vergrootte ieders kleine kantjes en was voor mezelf nog het minst mals. Lang geleden schreef ik honderd bladzijden van een eigen boek, niet over voetbal, wel over mijn kijk op het leven. Toen ik dat werkstuk vele jaren later herlas, vond ik het hopeloos gedateerd. De papiermand in en weg ermee. Of ik er nog opnieuw aan zou beginnen? Die kans lijkt klein. Ik heb er simpelweg de tijd niet voor.’

Waar Piet wél tijd voor maakt, is voor zijn familie en vrienden. Met bijzonder veel lof en liefde bewierookt hij zijn Nederlandse vrouw en levensgezellin Joke, die hij 48 jaar geleden leerde kennen tijdens een avondje uit in Bergeijk. Ondertussen zijn ze bijna 44 jaar getrouwd. ‘We gingen op stap met z’n vijven en drie daarvan, waaronder ikzelf, leerden op die bewuste avond hun huidige vrouw kennen. Een ongelooflijk verhaal eigenlijk, hé?’

Vol trots beschrijft hij zijn twee knappe dochters, al is dat niet eens nodig, want het bekijken van hun Facebookprofiel was een aangenaam deel van mijn research en voorbereiding voor deze ontmoeting. Of hij streng was voor de ongetwijfeld talrijke kandidaat-schoonzonen?

Ik zei altijd: ik ga in de dakgoot liggen met een tweeloop en als ze mij niet aanstaan, knal ik ze af! Dat bleek uiteindelijk niet nodig. Mijn dochters vonden allebei hun geluk en samen zorgden ze al voor vijf fantastische kleinkinderen. Ook op persoonlijk vlak klikt het wonderwel met mijn schoonzonen. Ik ben een gelukkige pater familias. Bij ons thuis is het altijd de zoete inval. Sowieso op dinsdag en vrijdag. Dan koken mijn vrouw en ik voor heel de familie en is het van bij het ochtendgloren tot de invallende duisternis een en al gezellige drukte. En we hebben geen vaatwasser, hé. Eigenlijk is het een rode draad in mijn leven, dat gezellige. Bij mijn ouders vroeger was het net hetzelfde. Iedereen sprong er binnen en was er welkom. Er werd gelachen en gepraat. Toevallig twee van mijn specialiteiten! Humor ligt op straat, bij de mensen waar je dagelijks mee praat. Dat rijmt. Het zou mijn levensmotto kunnen zijn, naast ‘Carpe diem’ natuurlijk.’ Vroeger was ik vooral fan van Wim Sonneveld en Tommy Cooper, ik ben dan ook al een dagje ouder.’

Piet is niet alleen een bevlogen verslaggever en ondertussen voor mij ook een soort ‘supersupporter’, hij is vooral ook een geboren verteller én een levensgenieter. ‘Woensdagnamiddag en -avond zijn gereserveerd voor mijn fietstochtjes met Sus Luyten. In de zomer rijden we langere afstanden, vaak tachtig tot honderd kilometer. In de winter is het wat minder. De ‘après-fiets’ in Het Trefhuysch is vaste prik.’

Prik zal er niet altijd gedronken worden, denk ik er meteen bij. Niet toevallig schenken ze in bovengenoemd etablissement honderden verschillende bieren en nog veel minder toevallig degusteren we momenteel, na dik anderhalf uur ont-moeten in ‘t Onderwerp, een eerste Straffe Hendrik Tripel, een aanrader van mijnentwege na een korte bestudering van de bierkaart.

Met bierkaarten of zonder, de gezelligheid was al van bij het begin van ons gesprek troef. We spreken over duizend ditjes en datjes, ook off the record. Dat is inmiddels een essentieel onderdeel geworden van mijn ontmoetingen, maar deze episode met Piet heeft al snel veel meer weg van een bijeenkomst onder vrienden. Hij vertelt hoe hij genoten heeft van mijn boek ‘Mandus’ en geeft me vele andere complimentjes over mijn schrijfactiviteiten, hij streelt mijn ego op een wijze die ik hier niet verder ga definiëren. Niet omdat ze naar het erotische zou neigen, wel omdat ik liever bescheiden blijf. Dat lukt, naar aloude traditie, probleemloos. Voor alle zekerheid toch maar een ander thema aansnijden. Op pseudo-journalistieke wijze pols ik naar zijn favoriete plekje in Lommel.

‘Er zijn er zoveel … Ik zou zeggen: het fietsroutenetwerk. Ik ben er stiekem wel trots op dat ik alle fietspaden in de buurt ken, tot in Eindhoven toe. Verder ben ik geboren en getogen ‘óp dë Hèèj’, zoals ze in Lommel zeggen en ik woon er nu nog heel graag. Ik ben een Heikneuter en heb nog gevoetbald bij de Heikneuters. Op mijn bescheiden niveau.’

Alweer bruusk switchend peil ik naar zijn geluksgevoel. Hoe quoteert hij dat met een score op tien, waarbij tien perfect gelukkig is en nul doodongelukkig?

‘7/10. Er zijn momenten dat ik me heel gelukkig voel, maar sinds corona heb ik last van spierpijnen. Ik ben minder krachtig dan daarvoor en dat stoort me. Het feit dat ik me lichamelijk niet honderd procent voel, staat een hogere score in de weg. Ik heb me al een paar keer laten onderzoeken, omdat ik soms wat ongerust ben. Je kent dat, ik ben een man. Maar ze vinden niks. Ach, ik beschouw dat als een geruststelling. En daarbij: er is zoveel om gelukkig mee te zijn. Ik heb een pracht van een familie en een pracht van een vrouw. Ik heb zoveel bewondering voor haar. Ze heeft al twee keer kanker gehad én overwonnen. Toen ik me zorgen maakte over haar, vond zij nog de kracht om mij te troosten. Ze is altijd positief. De meest energieke vrouw die ik ken. Daarbij cijfert ze zichzelf altijd weg. In vergelijking met wat zij al heeft meegemaakt, zijn mijn pijntjes onbeduidend.’

Voor het eerst tuurt hij voor zich uit en valt er een kleine stilte. Niet meer dan enkele seconden. Genoeg om te beseffen wat ik eigenlijk allang weet: iemand die graag lacht en positief in het leven staat, weent ook gemakkelijk. Niet dat hij dat nu doet, maar hij bevestigt het in woorden.

‘Ja, ik moet al eens een traantje wegpinken. Er is helaas veel leed in de wereld. Recent nog met het seksueel misbruik binnen de Kerk en alles wat daaromtrent aan de oppervlakte kwam. Een idool heb ik niet, maar ik heb wel bewondering voor mensen als Rik Devillé, die alle wantoestanden uit de kerkgeschiedenis aanhaalt en hekelt.’

Op welke persoonlijke prestatie ben je zelf het trotst?

‘Oei … Wel, ik heb ooit, in het kader van ‘Kom op tegen Kanker’, tweemaal de Mont Ventoux beklommen. De eerste keer verliep schitterend en veel vlotter dan verwacht. Godverdoeme, ik ben een berggeit! Dat was wat ik toen dacht, al klimmend. Een hele plezante ervaring. Een jaar later was het heel wat minder. Of juist méér. Ik was vier kilo aangekomen, voelde me minder goed en heb afgezien als een paard. Als klap op de vuurpijl kwam er op een bepaald moment, in een haarspeldbocht, een mobilhome uit de andere richting gereden. Dat was op de Galibier. Ik had nog net genoeg ruimte om hem te ontwijken, maar rechts van mij was alleen een borduurtje en daarachter gaapte een afgrond … Een bijna-doodervaring. Op een jaar tijd van de hemel naar de hel. Zo snel kan het gaan. Maar ach ... Wel lekker zeg, zo’n Straffe Hendrik.’

We besluiten om toch maar aan zebradrinken te doen en eerst opnieuw een koffie te nuttigen. Al snel gaat ons gesprek weer over voetbal, meer bepaald over enkele historische overwinningen en over de manier waarop Petrus N’Ganzadi destijds het hele stadion deed daveren met zijn onnavolgbare dribbels, waarbij hij op een keer de bal tussen de benen van een tegenstander speelde en er nadien zelf ook tussendoor kroop. We kwamen er op amusante wijze achter dat we allebei al vele jaren vinden dat Jeroen Ketting de meest complete Lommel-spits ooit is en allerlei sappige anekdotes en opmerkelijke wetenswaardigheden vlogen me om de oren, met een wederzijds respect voor elkaars waarnemingen en bevindingen. Waar mijn (soms jeugdige) supportersherinneringen tekortschoten, vulden Piets fenomenale feiten- en voetbalkennis probleemloos aan.

Opnieuw zie ik die pretlichtjes in zijn ogen. Ik kan allang niet meer volgen met notities nemen en gooi pen en schrijfboek opzij. Het is inmiddels half twee in de namiddag en een koffie en een Straffe Hendrik later. Onze ontmoeting duurt ondertussen vier uur. Ik begin te beseffen dat ik een bedreiging vorm voor Piets fietsnamiddag met Sus. Opnieuw lacht Piet mijn bedenkingen weg.

‘Sus is al op weg naar hier. Maak je geen zorgen. In het leven moet je flexibel zijn. Dit is een uitzonderlijke situatie. We maken er gewoon een soort driehoeksgesprek van.’

Voor mij absoluut geen probleem. Ik herinner me Sus ‘van ziens’ als een brok gemoedelijkheid en een ‘uiterst vriendelijke karakterkop’, dat waren zelfs mijn exacte bewoordingen toen Piet me vroeg of ik Sus kende en ik ‘m vrijblijvend beschreef.

Sus en Piets vriendschap kwam een jaar of vijf geleden, nadat ze elkaar al decennialang oppervlakkig kenden, in een stroomversnelling terecht. Sindsdien zijn ze vrienden voor het leven. Waar dinsdag en vrijdag heilig zijn voor Piet qua familie, is een groot deel van de woensdag heilig voor Piet qua Sus. Daar wordt voor niets of niemand aan geraakt. Behalve nu voor mij een klein beetje. Misschien is die vaststelling wel het mooiste compliment van de dag.

Zo werd onze ont-moeting een marathoninterview dat uiteindelijk 7,5 uur zou duren, inclusief een fijne kennismaking met Sus. Dat zijn vijf volledige voetbalwedstrijden na elkaar, zonder rust, waarin niets moest en alles mocht. Samen plukten we de dag, genoten we met volle teugen van de koffie, de Straffe Hendrik en het leven, maar vooral van elkaars gezelschap. Straffe kerels, die Piet en die Sus.

Danny VANDENBERK