Het verkeert

Het verkeert

Als kind was ik al rijk. Volgens mij was ik amper tien toen ik m'n eerste nv had. Geen naamloze vennootschap, maar een naamloze vriend. En rijk? Alleen in m'n hoofd, aan fantasie.

Op school was ik vaak afwezig. Meestal zat ... Ik bedoel: meestal zat ik er wel, maar mijn gedachten waren elders. Doorgaans in Dromenland. Op een dag was ik er weer op bezoek en werd onze eerste verkeersles aangekondigd. Ik met wat vertraging en lichte twijfel dolenthousiast, want ik was verlegen, legde nogal moeizaam contacten met meisjes en kon alle mogelijke hulp goed gebruiken. Met pen en papier zat ik te popelen om alle nuttige tips te noteren. Een handleiding zou fijn zijn, een plan van aanpak, manieren om een gesprek te openen, dat soort dingen. Stel je voor, verkering hebben ...

De meester maakte er werk van. Hij installeerde achteraan in de klas een diaprojector. De gordijnen gingen dicht. Goed voor de sfeer, dacht ik nog, want daten doe je meestal 's avonds. Samen iets gaan drinken of zo, met een muziekje en wat sfeerbeelden op de achtergrond. Gezellig.

Plots werd er zachtjes op de deur geklopt. Aha, de catering. Voor de drankjes en de hapjes. Of misschien wel meisjes in avondkledij om mee te oefenen, hoopte ik. Hunkerend en vol verlangen stelde ik mijn kennersblik alvast op scherp, tot ... de deur openging en er een boomlange besnorde politieagent binnenmarcheerde. Mijn mond viel open. 'Iedereen mondjes dicht, want ik ga jullie alles leren over het verkeersreglement. Voor jullie eigen veiligheid op de weg. Dus opletten geblazen!'

Veiligheid op de weg? Sfeer weg, ja. Aan de hand van dia's begon hij te kwaken over allerlei verkeersborden met geboden en verboden, terwijl ik eigenlijk alleen verboden vruchten wilde leren degusteren. Wat een desillusie. En saai! Kwaak, kwaak, kwaak! Uiteindelijk ving ik hier en daar maar een woordje op. Voor ik het wist dwaalden mijn gedachten weer af. Niet naar de meisjes, maar naar een soort dikke droge kikker met zwarte en witte strepen. We beleefden enkele mooie avonturen. Een naam, iets als Dirk, Jan of Klaas, had hij niet. Ik noemde mijn naamloze vriend daarom gewoon Zebrapad.

Meer dan vier decennia later trap ik keihard op de rem. Het is bijna donker. Twee jonge twintigers met zwarte jassen zijn zomaar ineens de straat op gelopen. Het gebeurde een paar meter voor mijn auto. Niet op een zebrapad, maar op een belijning van een verkeersdrempel. Je weet wel, die met die afwisselend lange en korte witte strepen op de rand van de wegverhoging. Zelf noem ik ze 'hoempestoempelkes', die verhogingen. Ik rem zo hard als ik kan en kom vlak voor de neus van de zwartjassen tot stilstand. Een ervan klopt op de motorkap, wijst naar de wegmarkering, toont me zijn beide handpalmen en roept ondertussen allerlei onvriendelijke dingen. De andere spuugt op mijn voorruit. Daarna steken ze hun handen weer in hun zakken en slenteren rustig verder.

Even bijsproeien en ruitenwissers laten wapperen. Dat urineverlies is een zorg voor later. Zouden die twee jongens al verkering hebben? Hebben ze ooit verkeerslessen gehad? Hebben ze Zebrapad ooit ontmoet? Ik denk het niet.

Danny VANDENBERK