Zelf Lommels nieuws insturen? Dat kan via lommelsegazet@telenet.be

Ons dorp - vroeger

Ons dorp - vroeger


Dr. Maes die in 1941 in de vosvijvers een zieke moest bezoeken.

Zo laat ik jullie het verhaal vertellen van Dr. Maes, die zijn praktijk in Lommel begon, juist voor de tweede wereldoorlog, en een zieke moest bezoeken op het gehucht Vosvijvers. Op Kerkhoven was er nog geen dokter.

De bel ging. Ida spoedde zich naar de voordeur.
Is die nieuwe doktoor al hier?
Ja, zegt Ida. Hij is juist met ene patiënt bezig.
Wilt ge hem eens vragen, om naar ons moeder te komen. Ze ligt met een zwaar ploddeke(een soort griep)
Wacht. Vanwaar, zijt gij?
Van de Vosvijvers in Kerkhoven. Van Jang van pastoor Claes.
Wacht, ik zal het opschrijven, anders vindt mijnheer doktoor het niet.
Hij moet maar door de Kattenbosser dennen rijden, en als die stoppen, bij Mie Laenen naar rechts. Rechtdoor, en einde straat weer naar rechts.
Wacht zei Ida. Ik zal zien of die patiënt al weg is, dan kan de dokter met U meerijden.
Dat zal niet gaan, want ik moet de bus pakken om naar de put te gaan werken.
Tien minuutjes later zat de dokter op zijn fiets richting Kerkhoven.
Bij Mie Laenen slaat hij rechtsaf, passeert een paar lemen huisjes, met hier en daar een geit aan een staak, kijkt rond, om ergens naar ene Pastoor Claes te gaan vragen? Maar... hij ziet niemand.
De dokter besluit dan maar om af te stappen, en het te vragen.
Als hij een vrouw ziet buitenstaan, vraagt hij.
Madam, ik ben de nieuwe dokter. Kunt ge mij zeggen, waar hier ergens ene pastoor Claes woont.
De vrouw bekijkt de dokter, en zegt: da zijn er hier allemaal van Pastoor Claes.
Maar op dat ogenblik hoort hij een fel fluitsignaal, en ziet op het einde van de straat iemand staan wuiven. Merci, madam. Ik denk dat ik het weet. En rijdt verder.
Zijde gij het? Ja ik ben het, en zette mijn fiets tegen het lemen huisje. Nam mijn instrumententas van het stuur, en ging door de lage deur naar binnen.
Er zaten vier of vijf mensen te roezemoezen, onder een berookte lage zoldering, maar het viel 'stil' als ik binnenkwam.
Matil, kom eruit, want den doktoor is hier.
Door een openstaande valdeur, zag ik Matil de keldervloer dweilen, en ze kwam naar boven. Liet het deurtje naar beneden, en zei.
Kom maar mee. Mijnheer doktoor. Peteke ligt op de kellekamer.
Peteke, hier is hem, riep Matel.
Dag Moederke, zei ik en stak mijn hand uit. Maar dat handengeven was hier geen gewoonte, en het duurde wat eer Peteke haar knokerige hand vanonder de sazies uit had.
Ik zette mijn tas aan het voeteneid van het bed, nam één van mijn instrumenten, om de borst van de zieke te beluisteren uit mijn tas, trok de sazies opzij, en wilde beginnen met mijn onderzoek.
Matil had intussen post gevat op de bovenste tree, van het trappeke, en hield haar oog stevig op mij gericht.
Hij is met zijn luistermachientje bezig, riep ze, naar de menigte beneden.
Moederke, zegt eens drie-en-dertig, vroeg ik, verder onderzoekend.
Ze moet tellen, verkondigde Matil.
Voor wat zou dat dienen, hoorde ik beneden iemand vragen?
Als het afluisterend onderzoek afgelopen was, nam ik mijn bloeddrukmeter, en schoof deze rond de arm van peteke.
We zullen je bloed eens meten, zei ik tegen Peteke, omdat ze zo angstig keek.
Och Goddekes toch. Hij gaat haar bloed aftappen, gooide Matil naar beneden.
Nee, zei ik wat wrevelig. Ik wil alleen zien of het hart straf genoeg pompt.
Terwijl ik mijn bloeddrukmeter oppompte, en de meter nakeek, zei peteke.
Dat spant nogal een stukske.
Matil floepte naar beneden: haren arm is aan het breken.
Toen ik stopte met mijn onderzoek vroeg Matil: en wat is 't Mijnheer Doktoor.
De bloeddruk, is wat aan de slappe kant zei ik.
Weer flapte Matil naar beneden: och God toch. Haar bloed vergaat in water.
Maar nee, zei ik. Ge moet dat allemaal zo luid niet naar beneden roepen.
Ik zal wat druppelkes maken, en een fles voor haar luchtpijpen. Die komt ge dan halen, geeft dat aan Peteke, en dan ze wel herstellen.
Matil boog dieper en daalde de trap af, alles werd haar plotseling te machtig, en ze begon te wenen.
Hij zegt dat ze een zwaar zwerazie heeft op haar loospijpen.
Ik kwam beneden, bij de verzamelde familie, en zei.
Ge moet jullie helemaal niet ongerust maken.
Ik verzeker U dat alles goed komt.
Een oud manneke, dat versuft in de haardhoek zat, trok zijne rode zakdoek van zijn ogen, en keek me aan met toch een straalte hoop. Goddank, zei de vader en liet een verlossend snikje. Het zou ook teveel ineens geweest zijn, zei hij met een gebogen hoofd.
Te veel ineens? Vroeg ik? Is er dan nog iets anders gebeurd?
De omstanders knikten.
Verleden week mijnheer doktoor, is onze beste geit doodgevallen.
Ik was volledig uit mijn lood geslagen, pakte mijn tas, sprong op mijn fiets, en zei tegen mezelf.
In dit dorp zal ik moeten leren leven.


Dit is een vrije bewerking door Louis Schillebeekx van één van de verhalen uit het boek 'Mijnheer Doktoor' van Peter Vandekerckhove.