Lommel-Kermis

Lommel-Kermis

Spook-asem. Klinkt een beetje Lommels, maar het is Afrikaans voor suikerspin. Pas bijgeleerd. Als ik naar de kermis ga, móét ik er gewoon eentje gehad hebben. Zo lekker! Warme gesmolten suiker die dankzij de middelpuntvliedende kracht van een centrifuge dradig en danig opgewonden wordt om een stokje. Ja jongens, als ik het zo opschrijf word ik er zelfs wat wellustig van.

Die middelpuntvliedende kracht heb ik vroeger meermaals aan den lijve ondervonden op de paardenmolen, of zoals wij in Lommel zo sappig zeggen: "dë pjèj'ësmeulën". Nooit van z'n leven krijgt een niet-Lommelaar dit woord bij een eerste lezing uitgesproken. Dat geldt ook voor onze wortelpuree. IN hun strot zal wel lukken, want bijzonder lekker, maar "pjöj'ëspëtazziej" of "póuwëtëpëtazziej" krijgen ze er nooit uit zonder zich te verslikken.

In onze eigen kelen en strottenhoofden winnen wij Lommelaars met verve de "glottisslag", voor ons veel belangrijker dan die van Waterloo of die met de gulden sporen. De glottisslag is het kortstondig onderbreken van de trilling van de stembanden, onze typische manier om de "k" in te slikken in woorden als pakken (pa'ën), denken (déng'ën) en werken (wérrë'ën). West-Vlamingen doen het ook en toen ik nog in Ham woonde, merkte ik dat ze in deze streek (die in en rond Tessenderlo) eveneens een ei bakten in "ë pènnë'ë" en dat ze gingen wandelen met hun kwispelend "hunnë'ë".

Mijn absolute hoogtepunt op Lommel-kermis beleefde ik als negenjarig ukkie in het lunapark, toen ik zestien horloges wist te "grijpen" uit een waarschijnlijk gebrekkig afgestelde automaat. Na mijn triomfantelijke thuiskomst, met digitale uurwerkjes rond polsen, onderarmen en enkels, verpatste ik die dingen zo snel mogelijk aan buren en familie, zodat ik terug naar de kermis kon om urenlang deel te nemen aan de kamelenrace.

Eerlijk gezegd zou ik nog liever mijn linkerarm laten amputeren dan effectief op een levende kameel te kruipen, maar gelukkig is de kermisvariant minder avontuurlijk. Het betreft hier een spel met een balletje, dat je zo snel mogelijk in gaten met cijfers drie, twee of één moet rollen, waardoor je jouw miniatuurkameeltje kan doen voortbewegen. Een drie betekent een lange galop, een twee een voldoening gevende vooruitgang en de makkelijkst rolbare één is nog net genoeg voor een kort drafje. Magisch. Zeker als je wint.

Mijn dieptepunt beleefde ik vele jaren later, door theewater. Of beter gezegd door enkele liters bier die ervoor zorgden dat ik boven mijn theewater was. Ik kroop op m’n fiets en begon de weg naar huis te zoeken. Dat fietsen ging minder vlot dan verwacht en dat was, zo dacht ik, te wijten aan mijn alcoholinname enerzijds en mijn erbarmelijke lichamelijke conditie anderzijds. Ter hoogte van het allerdrukst bezette terras (Melchior) viel ik helemaal stil. Ik kon gewoon niet meer trappen. Ik bekeek de mensen paniekerig nepglimlachend en kapseisde traag naar links. Het hele gebeuren scheen minutenlang te duren, maar in feite waren het enkele seconden. Ik voelde nauwelijks pijn, ook al was ik op de kasseien beland. Ik trachtte snel weer recht te krabbelen, wat maar niet wilde lukken. Hulpeloos keek ik naar de menigte op het terras. Een beetje zoals Stan Laurel als hij zag dat Oliver Hardy boos op hem was en hij wilde zeggen dat het allemaal buiten zijn wil gebeurde, dat het zijn schuld helemaal niet was.

Uiteindelijk kwamen twee mannen mij lachend hulp bieden. De ene ontwarde de veter van mijn schoen die helemaal rond de trapper van mijn fiets gedraaid was en de andere hielp me recht. Toen ik opnieuw vertrok, kreeg ik luid applaus en aanmoedigingen van het hele terraspubliek. Wat schaamde ik me diep.

Dus, beste Lommelaars, hou het tof! Schiet niet op de eendjes, maak geen zware accidenten met de botsautootjes en drink met mate met maten. 't Amusement!

Danny VANDENBERK