Sport verbroedert. Toch?

Sport verbroedert. Toch?

Afgelopen zaterdag werd, naar jaarlijks gebruik, mijn oprit opnieuw geblokkeerd en voorzien van een podium. Gewaarschuwd door het enthousiaste gerammel met hekken en de eerste tonen van de geluidsinstallatie besloot ik om voorzichtigheidshalve de auto verderop te parkeren. Er moesten nog boodschappen worden gedaan en op de fiets wordt dat een stuk lastiger. Het was het weekend van de kermis in Kolonie en, voor velen nog belangrijker, de kermiskoers.

Nu heb ik eerlijk gezegd niet zo veel met wielrennen. Echt sportief kun je mij niet noemen. Als schriel jochie van tien, elf jaar heb ik als pupil wel eens tegen een balletje getrapt bij een 4de klasse lokale voetbalclub.

Dat stopte abrupt in het eerste middelbaar. Mijn wiskundeleraar bleek trainer te zijn van het jeugdelftal waar we het weekend ervoor tegen hadden gespeeld. Vol leedvermaak liet hij de klas weten dat ze hadden gewonnen en dat - hij grijnsde spottend naar mij - “gezien het gebrek aan kwaliteit van de tegenstander” het de enige juiste uitslag was. Broederlijke gevoelens? Niet echt en zeker niet toen hij sarcastische opmerkingen begon te maken over mijn prestaties op het veld of liever het gebrek eraan.

De relatie met de leraar was vanaf het begin af aan slecht. De wiskunde die hij gaf had ik al in het zesde leerjaar gehad. Om de tijd door te komen nam ik een stripboekje mee. Verdiept in de spannende avonturen van ridder Ivanhoe, kreeg ik opeens een mep tegen mijn hoofd van de onderwijzer. Ik schrok. Bij ons thuis werd niet geslagen.

Behalve de bijnaam ‘Ivanhoe’, heb ik ook een grondige hekel overgehouden aan meester Starke. Voetballen hoefde voor mij niet meer. Veel later kreeg ik pas plezier in sport terug in de vorm van surfen en duiken.

Maar terug naar de kermiskoers. Je kunt niet anders dan waardering opbrengen voor de inzet, volharding en durf van de renners. Met een rotsnelheid - de omroeper noemde iets van 70 kilometer per uur! – met een peloton door de straten racen en dan die bochten…

Een jonge wielrenster legde aan twee supporters, die naast mij aan het hek voor ons huis stonden, uit dat het “soms best wel link was”.

Niet echt geïnteresseerd en toch gaan kijken? Door de luidspreker schalde over het algemeen best wel goede muziek uit mijn jeugd. Het is moeilijk om je dan te concentreren als je thuis met iets anders bezig bent. En dan de mensen voor onze raam: je kon als nieuwsgierig persoon er gewoon niet naast kijken.

Dus besloot ik om een praatje te maken om uit te vogelen waarom ze op een dergelijk evenement afkwamen. Echt veel was er toch niet aan te zien? Om de paar minuten racete het spul voorbij, bijna te snel om iets te herkennen en dan was het wachten geblazen.

Jaren geleden kwam de Tour de France door Tessenderlo. Mijn schoonvader uit Groningen wilde het per se bekijken: “de belangrijkste wielerklassieker moet je toch een keer gezien hebben”. Na een uur wachten op de Geelsebaan met veel publiek, flitste het peloton in luttele seconden voorbij. Op tv is het beter te zien.

Hetzelfde tafereel, maar dan minder aansprekend, vindt jaarlijks plaats voor ons huis. Tussen start en aankomst zoekt een groot deel van het publiek elders vertier. De ideale gelegenheid om kennis te maken met overgebleven ‘die-hards’.

Een oudere man, waarschijnlijk jonger dan ik, onder meer verantwoordelijk voor het omdraaien van de kaartjes die de ronde aangaven en ook afkomstig uit Lommel, herkende mij van het jaar ervoor. Net als ik was hij geneigd om de wachttijd te vullen met een praatje.

Op mijn vraag over hoe hij zijn inzet ziet als de publieke belangstelling niet overmatig groot is, haalt hij zijn schouders op. “Dat is overal hetzelfde. De sport is leuk, maar alles verandert. Kijk maar bij voetbal. Als kinderen samen kunnen spelen is het goed, maar dan veranderen volwassenen de regels.

Bij Esparanza in Pelt bijvoorbeeld. Kinderen en ouders moeten nu twee euro inkom betalen. Dat is een paar honderd euro per jaar. Dat betekent dat sommige kinderen niet meer mee kunnen doen. Schandalig! En als je dan ziet hoeveel sommige spelers verdienen…

Sport kan verbroederend werken, zeker bij kinderen. Maar net als in veel andere gevallen verwordt het tot een ‘verdienmodel’, een prestigestrijd of een politiek statement. Niet echt ‘verbroederend’ dus. Soms vind ik dat laatste ook prettig, zoals het feit dat de voelbalploeg van Noorwegen Israël met 5-0 afdroogde en de opbrengst schonk aan ‘Artsen zonder grenzen’ in Gaza.

Benny AHLERS