Kiezen in moeilijke omstandigheden

Kiezen in moeilijke omstandigheden

Ergens diep vanbinnen leeft de verwachting dat het, naarmate je ouder wordt, makkelijker wordt om te begrijpen hoe de wereld werkt en waarom mensen doen wat ze doen.

Sommige dingen lijken vanzelfsprekend: een buurvrouw of buurman die je te hulp schiet wanneer iets je alleen niet lukt. Van je fiets stappen als je ziet dat iemand hard gevallen is. Kleine gebaren waardoor je, zonder veel moeite, het gevoel krijgt deel uit te maken van een samenleving.

Dat menselijk gevoel – het vermogen om je in te leven in de problemen of pijn van een ander – vormt het fundament van die samenleving. Denk aan de soldaten die tijdens de Eerste Wereldoorlog op kerstavond 1914 aan het westelijke front besloten, tegen de bevelen van hun oversten in, de wapens neer te leggen om samen kerst te vieren. Een bizarre keuze in zo'n context, maar ook een keuze die laat zien dat zelfs in de moeilijkste omstandigheden een menselijk gebaar mogelijk blijft.

Voor vrijwilligers is die keuze eenvoudiger. Gedreven door verhalen van vroeger of van nu maken ze tijd en energie vrij om anderen te helpen. Daarbij worden ze bijvoorbeeld geconfronteerd met de situatie van nieuwkomers die, gedwongen door oorlog, geweld of uitbuiting, huis en haard hebben moeten verlaten.

Als blijk van waardering voor hun inzet organiseerde Fedasil Lommel op de Internationale Dag van de Vrijwilliger een excursie naar de mijn van Beringen.

Beschrijvingen van de miserabele werkomstandigheden in die tijd geven inzicht, maar blijven toch op afstand — het zijn geen eigen ervaringen.

Onze gids, zelf een oud-mijnwerker, vertelde indringend over de geschiedenis van de mijn en over het leven onder de grond. Het was er gevaarlijk en ongezond: gemiddeld twee doden per maand, amputaties, oordopjes die begonnen te irriteren en je dus uitdeed waardoor gehoorschade ontstond, stofmakers die verstopt raakten en het moeilijk maakten om adem te halen met stoflongen als gevolg.

Een shift van acht uur op je knieën in een gang van soms minder dan anderhalve meter hoog, bij 32 graden en met een loodzware boorhamer. De herrie van de machines en perslucht maakte communicatie vrijwel onmogelijk. Door het ontbreken van toiletten moest je je behoefte doen op een kolenschop. Drinkbaar water of eten was er niet; dat moest je van boven meenemen.

Niet alleen ‘gastarbeiders’ uit Italië, Turkije en andere landen, maar ook mannen uit de regio, waaronder uit Lommel, werden met beloftes verleid om in de mijn te komen werken: elke mijnwerker had recht op een woning en een maandelijkse hoeveelheid gratis kolen. De stichters van de mijnmaatschappij — rijke Waalse staalindustriëlen die kolen nodig hadden voor hun fabrieken — legden, met steun van de kerk, strenge voorwaarden op.

Overtredingen in de mijn, maar ook daarbuiten, leidden tot inhouding van loon of hogere huur. Veiligheid stond centraal. Bij overtreding werd een vijfde van de dagloon ingehouden. Geleverde kolen moesten de volgende dag van de straatkant zijn verdwenen.

Het was gebruikelijk om met kompels in een kroeg ‘de stof weg te spoelen’. Op een spiegel werd bijgehouden wie nog schuld moest betalen. Iemand die teveel pinten achterover sloeg had blijkbaar teveel geld en moest meer huur betalen. Zijn gezin werd de dupe en de vrouw moest maar zien hoe ze de eindjes aan elkaar knoopte.

Vrouwen en kinderen stonden daarom bij elke tweewekelijkse uitbetaling te wachten bij de uitgang om ervoor te zorgen dat niet het grootste deel van het loon in de kroeg achterbleef.

Wie overleed verloor zijn woning en dus kwamen vrouw en kinderen op straat te staan. De vrouw probeerde dan een alleenstaande mijnwerker als inwoner te strikken, zodat zij en haar kinderen er konden blijven wonen.

De keuze om onder zulke omstandigheden te werken was geen gemakkelijke. Vaak was het de enige optie om je gezin te kunnen voeden en je kinderen een toekomst te geven. De barre omstandigheden creëerden in elk geval een sterke onderlinge band en solidariteit.

Dankzij jarenlange strijd is het gelukt om een menswaardigere levensstandaard af te dwingen, waardoor we vandaag andere en betere keuzes kunnen maken.

Maar de afbraak van verworven rechten en sociale voorzieningen, en daarmee die van de structuur van onze samenleving, zet die resultaten onder druk. Het dwingt ons na te denken over de toekomst van onze kinderen als wij niets doen.

De recente protesten maken duidelijk dat we opnieuw voor een belangrijke keuze staan: waar en wanneer trek je de grens en eis je een samenleving waarin iedereen als mens wordt behandeld en een fatsoenlijk leven mogelijk is?

 Benny AHLERS